Op een zonnige woensdagmiddag gaan we in gesprek met Didier en Christian. Twee broers die aan het roer staan van de enige overblijvende kousen- en sokkenfabriek in België. Ze vertellen met trots over de geschiedenis van de fabriek en vol passie over de verschillende machines die ze staan hebben.

Interview en beelden door Chiara Verschueren


 

Op jullie website staat ‘gespecialiseerd in kousen en sokken’. Kunnen jullie voor eens en altijd duidelijk maken wat het verschil is tussen een kous en een sok? Of is dit ook voor jullie een raadsel?

Dat is een goede opener, want de meeste mensen slaan deze termen inderdaad door elkaar. Laat ons dat dus even verduidelijken. Een kous komt tot onder de knie en een sok tot vlak boven de enkel. In het Frans is het verschil makkelijker. Daar gebruiken ze ‘mi-bas’ voor de kous die tot onder de knie komt en ‘chaussette’ voor een sok.

Dat is duidelijk. Over naar jullie dan. Wat zijn jullie functies binnen de fabriek?

Didier: Christian houdt zich voornamelijk met de technische kant bezig en ik doe aankoop, verkoop en klantenbeheer. Maar onze functies overlappen af en toe.

Christian: Toen Didier nog niet in het bedrijf zat deed ik voornamelijk aan- en verkoop. Daarna heb ik me op de technische kant toegelegd. Ik ben technisch namelijk iets sterker dan Didier en Didier is dan weer beter met cijfertjes. We vullen elkaar aan.

 

Kunnen jullie iets meer vertellen over de geschiedenis van de fabriek?

Met plezier. Het begon allemaal bij onze overgrootmoeder. Zij had een vlakbreimachine staan op het plein in Ename. Ze waren boeren en in de wintermaanden was er weinig werk op het veld. Daarom hielden ze zich bezig met het breien van mutsen. Haar zoon, onze grootvader, heeft in de jaren zestig dit gebouw gekocht. Daarna heeft hij de fabriek opgestart en stilaan uitgebreid. Onze vader heeft vervolgens een extra afdeling gebouwd in de jaren tachtig.

Hebben jullie de fabriek zien veranderen doorheen de jaren?

Ja, het is veel kleinschaliger geworden. Zowel in productie als in werknemers. Vroeger waren er ongeveer vijftig werknemers en maakten we vrijwel alles: van baby sok tot voetbalkous. Toen wij aan het roer kwamen, hebben we gezocht naar een niche. Zo zijn we ons beginnen specialiseren in functionele kleding. Daarnaast hebben we ook investeringen in nieuwe machines zien gebeuren. Want voor elke soort kous moet een andere machine gebruikt worden. Elke machine heeft zijn eigen specialiteit.

Vroeger was elke werknemer gespecialiseerd in één specifiek iets. Nu wordt er verwacht dat iedereen overal kan inspringen
• Didier Beernaert

 

Waar komt de interesse voor de kous vandaan?

Onze interesse is eigenlijk ontstaan door het feit dat we ermee zijn opgegroeid. Ook komt er enorm veel kijken bij het productieproces. Dat op zich is al fascinerend. Wij vergelijken het graag met de complexiteit van een horloge. Ook hebben we de kans gekregen om alle technieken van kleins af aan te leren. De fabriek overnemen was voor ons een logische volgende stap.

Hebben jullie zelf kinderen die interesse hebben om de fabriek over te nemen?

Ja, maar we hebben geen glazen bol en willen ze zeker niet pushen. Zelfs voor ons is het moeilijk om zicht te hebben op komende jaren. In dat opzicht leidt de fabriek een onzeker bestaan…. Maar we zouden het ook niet kunnen missen hoor!

Het voelt raar wanneer er een stilte heerst in de fabriek. Op zondagavond bijvoorbeeld, voor de werkweek start. Geef mij maar dat lawaai.
• Christian Beernaert

Welke drie woorden zouden jullie gebruiken om de fabriek te omschrijven?

Kwaliteit, klantgerichtheid en duurzaamheid. Vooral duurzaamheid vinden we écht heel belangrijk.

 

Wat houdt duurzaamheid in voor jullie?

Duurzaamheid begint bij de grondstof. Daar besparen we niet op. Ons garen loopt soms op tot twintig of dertig euro per kilo, waar dit in China bij wijze van spreken slechts twee euro zou kosten. We werken altijd met gekamde wol/katoen en proberen ons te onderscheiden door in te zetten op de kwaliteit van onze producten.

Die kwaliteit is echt iets om trots op te zijn. Waar zijn jullie zelf het meest trots op?

We zijn trots op het feit dat we nog bestaan. Vroeger was onze fabriek bij de kleineren van België en werd er wat op ons neergekeken. Toch zijn we de enige fabriek die het overleefd heeft. Ook zijn we fier op het feit dat we een goede naam hebben bij de publieke sector zoals het leger en de federale politie. We maken al vijftien jaar sokken en kousen voor hen.

Hoe komt het dat jullie het, in vergelijking met de grotere fabrieken, hebben overleefd?

Omdat dit een familiebedrijf is. Iets dat je nauw aan het hart ligt, verkoop je niet zomaar. En waarschijnlijk ook omdat we kleinschalig werken. Ook hebben we een heel divers aantal machines staan. Grotere fabrieken hadden in het verleden veel machines staan, maar deze machines hadden allemaal dezelfde specificaties. Als de markt dan verandert, ben je niets meer met je machines. Daar zijn wij op voorzien want we hebben een zeer divers ‘machinepark’.


Wat zijn voor jullie de leukste dagen in jullie ‘machinepark’?

De dagen dat er geen klachten binnenkomen en er geen technische problemen zijn. Maar die problemen horen er nu eenmaal bij als je met machines werkt.

Om af te sluiten: wat is het leukste aan jullie job?

De afwisseling. En het feit dat we iets kunnen betekenen voor de industrie in België. We zijn de laatste der mohikanen in onze sector en daar zijn we enorm trots op.