In gesprek met Alex, onze breifabrikant

Foto’s door Bieke Depoorter / Magnum Photos

We gaan in gesprek met Alex. De man achter de industriële breimachine die ons helpt met het verwezenlijken van al onze wolvis ideeën. Hij vertelt ons over de gekste opdrachten die hij de voorbije jaren kreeg en over hoe hij de breimarkt doorheen de jaren zag veranderen.


Breigoed zat in je bloed, maar heb je er zelf ook altijd van gedroomd om in de textielindustrie terecht te komen?

Nee, eigenlijk niet. Op mijn 18de ben ik in Gent gaan studeren, waar ik een beetje van alles heb gedaan. Eerst twee jaar farmacie, dan een jaar rechten en uiteindelijk ook nog een jaar kinesitherapie.

Hierna was het geduld van mijn vader op en ben ik in september ‘97 in de breifabriek van mijn ouders aan de slag gegaan. In december van datzelfde jaar ben ik een opleiding breien gestart aan de VDAB bij Ida Coppieters. Deze heb ik in augustus ‘98 afgerond en sindsdien werk ik voltijds als breiproducent.

Wat moeten we ons voorstellen bij een opleiding breien? Kan je dat vandaag nog steeds volgen?

Helaas bestaat de opleiding die ik heb gevolgd al lang niet meer. Ik denk zelfs dat ik, samen met enkele jongens uit het 5de en 6de middelbaar van de technische school in Sint-Niklaas, in het laatste jaar zat.

Je leert er echt alles over breien. Zo begin je met handbrei op handbreimachines, maar leer je ook industriële machines programmeren. Volgens mij worden zulke praktische opleidingen niet meer aangeboden, tenzij je textielontwerp of -technologie gaat studeren. Maar daar ligt de focus natuurlijk niet enkel op het breien. We zijn dus een uitstervend ras (lacht).

Na je opleiding ben je voltijds beginnen werken. Hoe is het om met familie samen te werken?

Toen ik er startte, werkten mijn vader en zijn twee broers er ook nog. Dan kon het er soms wel eens luid aan toe gaan. Nu is het enkel nog mijn neef Karel en ik. We hebben elk onze specialisatie, maar zijn ook een goed team. Karel houdt zich bezig met de commerciële kant van het verhaal en ik focus op de productie.

Is er veel veranderd sinds Karel en jij de fabriek overgenomen hebben? 

Ja, vroeger waren we met veel meer. Toen ik er begon te werken, waren we nog met een vijftigtal personeelsleden. Zo’n 45 dames die instonden voor de confectie (snijden, stikken, strijken etc.) en eens stuk of vijf in de productie. Vandaag werken we er slechts met een tiental.

Je omschrijft jezelf en je collega’s als een uitstervend ras. Waarom? 

Industrieel breien is niet zoals met de auto rijden. Als je met één auto kan rijden, kan je met alle auto’s rijden. Helaas is dat niet het geval wanneer we het hebben over industrieel breien. Hoewel het technische gedeelte steeds hetzelfde blijft, zijn de programmeertaal en de besturingsprogramma’s merkgebonden. Je kan dus enkel werken met de breimachines van het merk waarmee je leerde breien, of je moet een volledig nieuwe opleiding volgen.

Ik kan bijvoorbeeld enkel breien met het Italiaanse merk Protti. Een merk dat, zoals vele andere breimachine producenten, al lang niet meer bestaat.

Jullie produceren natuurlijk niet alleen voor wolvis, maar ook voor andere (kleine) labels. Is dat genoeg om overeind te blijven of hebben jullie nog een ander bron van inkomsten?

Het grootste deel van onze inkomsten is niet afkomstig van (kleine) ontwerpers, maar van aanbestedingen die over een langere termijn lopen. Hiermee bedoel ik contracten die over vijf jaar lopen.

Momenteel is onze grootste klant de federale politie. Zulke contracten geven ons zekerheid en zorgen ervoor dat we ook de kleinere ontwerpers kunnen helpen. In het begin moet je daar namelijk veel tijd in investeren en verdien je er niet echt iets aan. En daarbij weet je nooit op voorhand of iets succesvol gaat worden of niet.

Als ik het me goed herinner zijn jullie begonnen met 80 sjaals en dat is ondertussen ook flink toegenomen. 

Voor de 4 kleine ondernemingen waar je tijd in steekt, is het hopen dat er eentje groot wordt. Dan kan je als breifabrikant samen met de onderneming groeien. Zo is dat ook bij wolvis gegaan.
— Alex

Wat is de gekste opdracht die je ooit kreeg?

Dat was zeker en vast een opdracht van een student aan de modeacademie in Antwerpen. Het ging om een gebreid bruidskleed in een fluogeel garen met hier en daar enkele doorschijnende stukken en een een grote doodskop. Dat was heel speciaal.

Andere projecten die in het rijtje passen zijn truien uit enorm harde, natuurlijke garens voor Jan Jan Van Essche en exclusieve mantels die 1,5 kg wogen voor CAP. 

Draag je soms stuks die je niet zelf gebreid hebt?

Nee, nooit! Zelfs mijn vrouw draagt enkel truien die ik gemaakt hebt. (lacht) Als we samen gaan winkelen mag ze wel kijken natuurlijk, maar er eentje kopen … dat krijg ik niet over mijn hart.

Heeft je vrouw dan ook een wolvis?

Ja hoor, haar wolvissen zijn vaak de eerste prototypes of productiefoutjes. Soms denk ik dat ik nog genoeg garen heb om een sjaal te breien, maar dan blijkt het toch niet zo te zijn en dan knoop ik de laatste 15cm nog een nieuwe kleur aan. Eigenlijk heeft zij dus allemaal pièces uniques

Om af te sluiten… Wat vind je het leukste aan je job?

Zoals in elke job, hou ik enorm van de afwisseling. Het is voor mij belangrijk om een goed evenwicht te vinden tussen het programmeren en het breien. Ook geeft het me enorm veel voldoening om mijn programma’s omgetoverd te zien worden in een draagbaar stuk. 

Ikzelf ben niet zo belangrijk, maar het product is belangrijk.
— Alex

Daar zijn we het toch niet helemaal mee akkoord. Wij vinden wel dat jij belangrijk bent. Want hoe onze ontwerpen eruit zien, hangt af van wat jij ermee doet. 

Ja dat is waar, ontwerpen blijft een wisselwerking. Jullie hebben iets in gedachten en ik probeer dat zo goed mogelijk om te zetten in iets moois. Soms is er eens een miscommunicatie en dan ontstaan er dingen die beter zijn dan het originele idee, of soms net niet. (lacht)

Previous
Previous

‘Maria & Josephine’

Next
Next

‘Madrid Kabul’